Overslaan en naar de inhoud gaan

Bronnenmateriaal

Bibliografie

Het initiatief van de Koloniën van Weldadigheid bracht in het begin van de negentiende eeuw een stroom aan nationale en internationale publicaties op gang. Deze informatiestroomt illustreert hoe uniek en waardevol veel tijdgenoten het experiment vonden. Niet alleen tijdgenoten, ook mensen in latere perioden hebben uitgebreid over de Koloniën geschreven. In deze bibliografie zetten we de belangrijkste primaire en secundaire publicaties op een rij. Er is zoveel mogelijk geprobeerd om per publicatie een link op te nemen, zodat je de tekst ook digitaal kunt raadplegen. Lees en leer over de oprichting van de Maatschappij van Weldadigheid, de gang van zaken binnen de zeven Koloniën en de problemen waar de Maatschappij uiteindelijk mee kampte.

Primair

Primaire publicaties worden geschreven door mensen die direct met een bepaalde gebeurtenis, persoon of periode te maken hebben gehad. Een primaire publicatie komt dus uit de periode waarover wordt geschreven, is niet later samengesteld en bevat vaak nieuwe informatie. Enkele voorbeelden van dergelijke bronnen zijn tijdschriftartikelen, rapporten en verslagen.

Secundair

Secundaire publicaties worden geschreven door mensen die niet direct met een bepaalde gebeurtenis, persoon of periode te maken hebben gehad. Deze publicaties worden in een andere, latere tijd geschreven en bouwen voort op informatie die eerder is opgeslagen in primaire publicaties. Enkele voorbeelden van dergelijke bronnen zijn encyclopedieën, handboeken en bibliografieën.

  • Het Koninkrijk der Nederlanden was in het begin van de negentiende eeuw een sterk verarmd en vervallen land. Het aanzien van de steden werd bepaald door werkloosheid, armoede en bedelarij en ook op het platteland zwierven grote groepen bedelaars. Niet eerder werd er in de Nederlandse geschiedenis echter zo intensief gedebatteerd over een groot aantal voorstellen om de samenleving te veranderen. Onderstaande publicaties gaan in op de staatkundige vorming van Nederland, de sociaaleconomische omstandigheden in de steden en op het platteland en de oplossingen die hiervoor werden aangedragen.

    Kloek, J.J. en W.W. Mijnhardt. 1800: Blauwdrukken voor een samenleving. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2001.

    Medema, G.H. ‘’Om van een grote overlast en van leeggangers bevrijd te zijn: De bouw van stedelijke armen- en werkhuizen in de 18de eeuw.” Historisch Tijdschrift Holland 42, no. 3 (2010): 206-221.

    Soëtard, M. “Johan Heinrich Pestalozzi (1746-1827).” Perspectivas: revista trimestral de educacion comparada XXIV, nos 1-2: 299-313.

    Woud, A. van der. Koninkrijk vol sloppen: Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw. Amsterdam: Bert Bakker, 2010.

  • De Koloniën van Weldadigheid zijn zeven landbouwkoloniën uit de vroege 19de eeuw. Zij liggen verspreid in het voormalige Koninkrijk der Nederlanden: vijf in het huidige Nederland en twee in België.

    I. FREDERIKSOORD, II. WILHELMINAOORD EN III. WILLEMSOORD

    De Maatschappij van Weldadigheid stichtte vanaf 1818 op de grens van de provincies Drenthe, Overijssel en Friesland aanvankelijk zeven vrije Koloniën, met in totaal ongeveer 400 koloniewoningen waarin gemiddeld zeven bewoners leefden. Bij een herindeling in 1825 werden ze samengevoegd tot drie: Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord. Behoeftige gezinnen werden door lokale afdelingen van de Maatschappij vrijwillig naar de koloniën gezonden. Het regime was licht.

    Kloosterhuis, C.A. Geschiedenis van het Huis Westerbeek te Frederiksoord. Frederiksoord: Stichting Maatschappij van Weldadigheid, 1975.

    Kloosterhuis, C.A. De bevolking van de vrije koloniën der Maatschappij van Weldadigheid. Zutphen: De Walburg Pers, 1981.

    Schackmann, W. De proefkolonie: Vlijt, vaderlijke tucht en het weldadig karakter onzer natie. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2006.

    IV. OMMERSCHANS

    De onvrije Kolonie in Ommerschans is de eerste in de reeks van Koloniën waar bedelaars en landlopers werden ondergebracht en gedwongen tewerkgesteld. In 1819 werd het gebied door de Staat ter beschikking gesteld aan de Maatschappij van Weldadigheid om er een onvrije Kolonie te vestigen, die bovendien als strafkolonie voor de vrije Koloniën dienstdeed. De onvrije kolonie werd in 1890 opgeheven en vervangen door een rijksopvoedingsgesticht voor jongens, Veldzicht. Er werden een land- en tuinbouwopleiding gestart en nadien kwamen er ambachtsopleidingen bij. Veldzicht is vanaf 1933 tot voor kort in gebruik geweest als tbs-instelling.

    Schackmann, W. De bedelaarskolonie: De Ommerschans, het eerste landelijk gesticht voor luilevende armen. 2e druk Amsterdam: Olympus, 2016.

    V. WORTEL-KOLONIE EN VII. MERKSPLAS-KOLONIE

    In 1821 werd nog vóór de stichting van de onvrije koloniën Ommerschans en Veenhuizen de Maatschappij van Weldadigheid ook in de zuidelijke provinciën van het koninkrijk opgericht. De doelstellingen waren vrijwel gelijk aan die van de Maatschappij in het Noorden: het verheffen van arme burgers door het in cultuur brengen van braakliggende terreinen. In 1822 werd de vrije landloperskolonie te Wortel gesticht. Na verloop van tijd bleek het ook noodzakelijk om een onvrije kolonie op te richten. In Merksplas werd vanaf 1823 gebouwd aan deze kolonie. In 1870 werden beide als ‘rijksweldadigheidslandbouwkoloniën’ eigendom van de Belgische staat.

    Horsten, T. Landlopers: Vagebonden, verschoppelingen en weldadigheidskolonies. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas Contact, 2013.

    Ruts, S. “Wortel-Kolonie: Maatschappelijke en ruimtelijke aspecten.” In HOK Jaarboek 1997, ed. Herman Faes, 5-120. Baarle-Nassau: Drukkerij Em. De Jong, 1997.

    Vercammen, R. “Een groot ‘bedrijf’ in een klein dorp? De ‘verstedelijking’ van de rijksweldadigheidskolonie te Merksplas (1870-1910).” In Werken aan de stad: Stedelijke actoren en structuren in de zuidelijke Nederlanden 1500-1900, Margot de Koster e.a., 157-169. Brussel: VUBPRESS, 2011.

    VI. VEENHUIZEN

    In 1822 werd er een onvrije kolonie gesticht in Veenhuizen. In drie grote gestichten werden zowel landlopers, wezen en weduwen ondergebracht. In 1859 werd de kolonie overgenomen door de Nederlandse Rijksoverheid vanwege financiële moeilijkheden binnen de Maatschappij van Weldadigheid. Tien jaar later werd de zorg voor vondelingen en wezen afgestoten. In de Kolonie waren voortaan alleen nog bedelaars welkom. Dit besluit markeert het begin van de verschuiving van kolonie naar strafinrichting. Het toenemende penitentiaire karakter leidde ertoe dat in 1875 het ministerie van Justitie het beheer over Veenhuizen overnam. De kolonie kreeg later een functie als rijkswerkinrichting.

    Berends, R. e.a. Arbeid ter disciplinering en bestraffing: Veenhuizen als onvrije kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid 1823-1859. Zutphen: De Walburg Pers, 1984.

    Jansen, S. Het pauperparadijs: Een familiegeschiedenis. Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2008.

    Meester, M. Koloniekak. Beilen: Stichting Het Drentse Boek, 2012.

    Schackmann, W. De Kinderkolonie: Tot een werkzaam leven opgeleid, de wezen van Veenhuizen (1824-1859). Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2016.

    Vries, G.E. de. Honderd jaar gemeenschapsregime in Esserheem Veenhuizen 1895-1995. Arnhem: Gouda Quint, 1995.

    Woud, A. van der, Elerie, J.N.H. en A.H. Huussen jr., eds. Veenhuizen: Een erfenis voor de toekomst. Groningen: REGIO-PRojekt, 1994.

  • In Frederiksoord werd voor het eerst op grote schaal een innovatieve landbouwmethodiek toegepast, die op revolutionaire wijze verschilde van de toenmalige landbouw op de Noord- en Zuid-Nederlandse zandgronden. De methodiek was gebaseerd op ideeën van landbouwkundige theoretici die tot die tijd in de praktijk weinig of geen weerklank hadden gevonden, maar die in de landbouwreglementen van de Maatschappij van Weldadigheid waren vastgelegd. Hoe groot de ambities waren blijkt uit het feit dat de Maatschappij van Weldadigheid in 1823 een Landbouwkundig Instituut opende in Wateren, gevolgd door tuinbouwscholen in Frederiksoord en Willemsoord, en een bosbouwschool in Frederiksoord.

    Dorgelo, J.D. “De eerste landbouwschool in Drenthe.” In Nieuwe Drentse Volksalmanak, eds. G.A. Bontekoe e.a., 23-42. Assen: Van Gorcum & Comp. N.V., 1962.

    Dorgelo, J.D. De koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid (1818-1859): Een landbouwkundig en sociaal-economisch experiment. Assen: Van Gorcum & Comp. N.V., 1964.

  • De Koloniën onderscheidden zich op het gebied van gezondheidszorg in positieve zin. Dat was niet enkel uit filantropie, maar ook om zieke kolonisten snel weer aan het werk te krijgen. Na 1826 hadden alle Koloniën een of twee inwonende geneesheren, een bevoegd apotheker of assistent en vaak ook een gediplomeerde vroedvrouw. Iedere Kolonie had eigen ziekenzalen voor mannen en vrouwen. Een wijkmeester of opzichter was belast met het toezicht op de zindelijkheid, verzorging en orde. De geboden medische zorg was niet gratis: de kolonisten betaalden een verplichte wekelijkse bijdrage via een soort ziekenfonds.

    Roelfsema - van der Wissel, H.G. De gezondheidszorg in de Noord-Nederlandse koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid tussen 1818 en 1859. Groningen: H.G. Roelfsema - van der Wissel, 2006.

  • De Koloniën van Weldadigheid hadden in eerste instantie geen eigen bouwstijl of onderscheidende architectuur. De Maatschappij van Weldadigheid werkte in de eerste fase samen met lokale aannemers bij de realisatie van de gebouwen. In de vervolgfases is in de onvrije koloniën wel een duidelijke architectonische structuur herkenbaar die het karakter van deze koloniën nadrukkelijk bepaalt. De belangrijkste transformaties die de rijksinstellingen ondergingen stonden onder leiding van rijksbouwmeesters. Zo is de staatsarchitectuur in Wortel en Merksplas van de hand van Victor Besme (1834-1904). In Ommerschans en Veenhuizen werkten rijksbouwmeesters Johan Frederik Metzelaar (1818-1897) en zijn zoon Willem Cornelis Metzelaar (1849-1918). De hiërarchie binnen de koloniën was duidelijk afleesbaar aan de gebouwen.

    Floor, R. Johan Frederik Metzelaar (1818-1897) en Willem Cornelis Metzelaar (1848-1918): Bouwmeesters voor justitie. Rotterdam: Stichting Bonas, 2009.

    Floor, R. Architectuur van het recht: Nederlandse justitiegebouwen 1870-1914. Zutphen: Walburg Pers, 2012.

    D’Huart, T. Victor Besme: Quelques éléments de biographie. 2006.

    Peet, C. van der en G. Steenmeijer, eds. De Rijksbouwmeesters: Twee eeuwen architectuur van de Rijksgebouwendienst en zijn voorlopers. Rotterdam: Uitgeverij 010, 1995.