Overslaan en naar de inhoud gaan

Nominatiedossier

Nominatiedossier

Het cultureel landschap van de Koloniën van Weldadigheid getuigt van een uitzonderlijke onderneming die twee eeuwen geleden startte in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Burgers met geloof in de maakbaarheid van de mens en zijn omgeving richtten toen met steun van de Staat de Maatschappij van Weldadigheid op. Tussen 1818 en 1825 stichtte de Maatschappij de Koloniën van Weldadigheid. In deze binnenlandse landbouwkoloniën konden verarmde stedelingen de draad van hun leven weer oppikken. Dat deden ze door te leven in een gedisciplineerd patroon van werken en leren. Individuele vrijheid werd daarbij sterk beperkt. De internationale belangstelling voor het experiment was groot.

De schaal en de impact van dit burgerinitiatief van armoedebestrijding waren – ook vanuit het huidige perspectief – ongezien: vanuit alle hoeken van het Koninkrijk der Nederlanden stuurden lokale comités paupers naar de Koloniën, die in onontgonnen, dunbevolkte delen van het land werden opgericht. In zeven jaar tijd werd ruim 80 km² woeste grond getransformeerd in zelfvoorzienende landbouwkoloniën met een karakteristieke verschijning: een regelmatig orthogonaal patroon van groene lanen, waterlopen, landbouwpercelen en centrale voorzieningen. 

Opvallend zijn de sociale en onderwijsvoorzieningen die de Maatschappij van Weldadigheid in elke Kolonie ter beschikking stelde – toen dat thema maatschappelijk nog allesbehalve gemeengoed was: verplicht onderwijs, gezondheidszorg en bejaardenzorg. Hoewel de kolonisten weinig keuzevrijheid hadden, bestond er wél vrijheid van godsdienst. Voor het eerst werd de zorg voor minderbedeelden en elementen die buiten het aanvaarde kader vielen gezien als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van een samenleving.

Vandaag zijn de verschillende Koloniën van Weldadigheid nog duidelijk herkenbaar en vervullen ze functies in het verlengde van hun oorspronkelijke reden van bestaan. In de loop van de 19de eeuw maakte het utopische idealisme plaats voor pragmatisme. Het idee was dat de kolonisten als ‘verbeterde burger’ weer terugkeerden in de maatschappij, maar dat pakte in de praktijk vaak anders uit. In de onvrije Koloniën verschoof de focus van het bestrijden van armoede naar het aanpakken van landloperij, het behandelen van psychische problemen en zelfs klassieke criminaliteit. De inzet van werk in de landbouw als therapie verdween naar de achtergrond. De vrije Koloniën ontwikkelden zich tot gewone dorpen.

Om het behoud van deze uitzonderlijke culturele landschappen te verzekeren, is een beheersstructuur opgezet die gelaagd werkt, van het transnationale tot het lokale niveau. Die wordt bijgestaan door een adviescomité voor wetenschap, educatie en kwaliteit.

De Koloniën van Weldadigheid worden genomineerd als Werelderfgoed op grond van de criteria ii en iv.