Tijdlijn & geschiedenis
1815-1817: Een tijdperk van verandering
Napoleon wordt definitief verslagen en Willem I komt aan de macht in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De nieuwe vorst botst meteen op grote probleem: torenhoge werkloosheids- en armoedecijfers, een lege staatskas en een wankele maatschappelijke orde. Johannes van den Bosch, een generaal met veel militaire ervaring in Nederlands-Indië, komt in 1817 met een oplossing om de armoede in Nederland terug te dringen: de oprichting van de Maatschappij van Weldadigheid. Samen met andere hoge ambtenaren, edellieden en duizenden gewone burgers uit het hele land, zet hij een ambitieus plan in gang.
Het idee achter dit plan is heel eenvoudig: de samenleving biedt stukjes land en huizen aan aan mensen die het minder breed hebben. In ruil daarvoor zullen zij door te werken voor hun eigen onderhoud zorgen. Daardoor zijn ze niet langer afhankelijk van de overheid voor (financiële) steun. Op lange termijn zullen ze in staat zijn om hun staatsschulden terug te betalen via (landbouw)overschotten. De Maatschappij groeit uit tot een nationaal experiment, met prins Frederik als beschermheer.
1818-1825: Het ontstaan van de landbouwkoloniën
De Maatschappij richt zeven landbouwkoloniën op: vijf in Noord-Nederland en twee in het zuiden, het huidige België. Ze verwerft in totaal zo'n 80 vierkante kilometer ongerepte, woeste heidegrond aan de rand van het land. Het doel is om de grond te ontginnen en de landbouwproductie te stimuleren met behulp van nieuwe technieken. De allereerste kolonie, Frederiksoord, wordt vernoemd naar de beschermheer van de Maatschappij.
Het initiatief weerspiegelt het Verlichtingsidee van de maakbare mens en natuur. Het idee trekt internationale aandacht en leidt tot vergelijkbare experimenten in heel Europa.
1819-1820: Het landschap verandert
Elke kolonie heeft zijn eigen kenmerken, maar ze beginnen qua uitzicht opvallend op elkaar te lijken. Je vind er kaarsrechte lanen, waterwegen en allerlei voorzieningen zoals scholen, kerken en spinnerijen. Er zijn boerderijtjes in de vrije koloniën en tehuizen in de onvrije koloniën.
Vrij of onvrij?
Al snel ontstaat er een onderscheid tussen vrije en onvrije koloniën. In de vrije koloniën wonen gezinnen met (meestal) twee kinderen, die hun verblijf zelf kunnen beëindigen wanneer ze dat willen. In de onvrije koloniën worden mensen gedwongen opgenomen. Dat zijn meestal gestrafte criminelen, bedelaars en zwervers. Die praktijk leidt echter tot vragen over de wettigheid en financiële risico's.
1830: De onafhankelijkheid van België
In 1830 leidt een liberale manifestatie in de Brusselse Muntschouwburg tot een opstand tegen het Nederlandse gezag en de Brusselse bourgeoisie. Dat resulteert uiteindelijk in de onafhankelijkheid van België in 1839. De nieuwe Belgische overheid heeft in eerste instantie geen belangstelling voor de Zuidelijke Kolonies (Wortel en Merksplas), die eigendom blijven van het Nederlandse vorstenhuis.
1840-1870: Druk op de ketel
Het economische productie- en verdienmodel van de koloniën komt onder druk te staan. Kosten lopen hoog op, de discipline verslapt en de gronden raken uitgeput. Kortom, er ontstaan financiële en sociale problemen. In 1859 worden de Nederlandse onvrije Koloniën Rijksinstellingen.
De 19e eeuw: De Koloniën veranderen van gedaante
De Belgische tak van het weldadigheidsexperiment gaat failliet in 1842. In 1870 koopt de Belgische staat de koloniegronden aan en vormt de terreinen om tot Weldadigheidslandbouwkoloniën, waar mensen zonder financiële middelen worden opgevangen. In Wortel vinden behoeftige bejaarden, mensen met een beperking en werklozen hun toevlucht, terwijl Merksplas plaats biedt aan 'beroepsbedelaars'. In Nederland worden voormalige onvrije koloniën zoals Veenhuizen en Ommerschans omgevormd tot strafinrichtingen voor bedelaars. De gebouwen ondergaan indrukwekkende transformaties onder het toeziend oog van overheidsarchitecten.
Nederlandse situatie
In de drie vroegere vrije Koloniën in Nederland investeert de Maatschappij van Weldadigheid in nieuwe, grootschalige boerderijen. Daarnaast worden land- en tuinbouwscholen opgericht, samen met voorzieningen voor ouderenzorg. De Maatschappij begint in de jaren 1920 met de verkoop van gronden en gebouwen aan particulieren. Ze bestaat tot op vandaag, maar heeft nog maar een beperkte sociale functie. Ze bekommert zich in de eerste plaats om het erfgoed.
Belgische situatie
In België, vanaf de jaren 1920 en later, ondergaan de Koloniën een transformatie. Ze worden in eerste instantie gebruikt als Rijksweldadigheidsgesticht, vooral voor psychiatrische patiënten. Na de Tweede Wereldoorlog vinden er opnieuw landlopers en bedelaars hun toevlucht. Vanaf 1955 wordt Wortel-Kolonie een zelfstandige instelling voor deze groep. Merksplas ondergaat ingrijpende veranderingen en evolueert naar een strafinrichting. De afschaffing van de wet op de landloperij in 1993 betekent het einde van de twee Koloniën als zodanig. Hoewel er nog steeds strafinrichtingen zijn in Wortel en Merksplas, dienen de gebieden nu voornamelijk als recreatief landschap en landbouwgrond.
1980-heden: Heropleving en restauratie
Vanaf de jaren ‘80 begint een nieuwe fase voor de Koloniën. Na een periode van leegstand, verval en nieuwbouw groeit de belangstelling voor het cultuurlandschap en de daarmee verbonden erfgoedwaarden. Er worden programma's opgezet om de landschappen te herstellen en historische gebouwen te restaureren.
De Koloniën van Weldadigheid - waar het museum de Proefkolonie in Frederiksoord, het nog nieuw in te richten bezoekerscentrum in Ommerschans, het Bezoekerscentrum Kolonie 5-7 in Merksplas en het Nationaal Gevangenismuseum in Veenhuizen onderdeel van zijn - ontvangen het Europees Erfgoedlabel. Daarmee dragen ze mee de waarden van Europa uit.
In 2021 worden de Koloniën van Weldadigheid met hun typische cultuurlandschap ingeschreven op de UNESCO Werelderfgoedlijst.